'Ze wilden zelfs mijn onderbroek nog als onderpand'
Weg is het glazen paleis op de Groningse Autoboulevard, waar ooit tientallen fonkelnieuwe, met leer en wortelnotenhout behangen Jaguars stonden te wachten op een koper. Weg is de reusachtige, zilveren kat - het boegbeeld van het roemruchte Engelse automerk - die vanaf een betonnen plateau statig op de oprit van het garagebedrijf neerkeek. Weg is ook Roy Caspers, de 55-jarige Harenaar, die zich decennia lang de enige officiële Jaguar-dealer van het Noorden mocht noemen.
85 jaar zou het familiebedrijf Caspers in 2009 hebben bestaan. 85 jaar. Eén van de oudste garages van het land. Het zou reden zijn geweest voor een feest, als het niet faliekant was misgegaan. Caspers zit nu in een loods vlak naast de bloemveiling in Eelde. "Geen glazen paleis, maar een simpel, eenvoudig doch doeltreffend pand", schrijft hij in duizend hartverwarmende brieven aan zijn oude clientèle. Aan de koffietafel in zijn nieuwe toonzaal, temidden van enkele occasions, begint hij zijn verhaal. "Omdat ik het durf en er niet voor weg loop."
"Het is zo heerlijk om weer iets te doen, zo'n ander gevoel dan vorig jaar rond deze tijd. Toen glipte alles me uit de vingers." Het is 1 december 2008 als de ABN-AMRO-bank het vertrouwen opzegt in Autobedrijf Caspers BV. In de eerste helft van dat jaar slaagt de ondernemer er nog in vijftig nieuwe Jaguars te slijten, maar in de zomer van 2008 wordt het ineens rustig. "Niets geks, ik heb wel eens vaker rustige zomers beleefd", denkt Caspers nog. Maar als in september de verkoop nog altijd volkomen stil ligt, begint hij ongerust te worden.
Spek op de ribben heeft Caspers dan al nauwelijks meer. De oorzaak: twee uitglijders in het recente verleden. Eerst is daar rond het jaar 2000 het plan van de importeur om Jaguar groot te maken bij de gewone man. Het merk introduceert twee nieuwe modellen, de X- en de S-type. Vooral met de eerste moet de statige Brit ook in gewone woonwijken zichtbaar worden. Jaguar is euforisch, vanuit Engeland wordt zwaar op het plan ingezet. Vierduizend auto's moeten er jaarlijks worden afgezet in Nederland. De dealers moeten investeren in een ruimere jas. Caspers opent in 2001 een nevenvestiging in Heerenveen. Elf maanden duurt het Friese avontuur, totdat hij wordt geconfronteerd met de bikkelharde waarheid: Jaguar zal nooit een massamerk worden. Heerenveen gaat dicht. "Geen feest na elf maanden", zucht Caspers. "Ik was al mijn spaargeld kwijt."
In de jaren daarna is het lastig om weer een buffer op te bouwen. De wereld verandert. "Vooral omdat die idioten de twintowers in vlogen", analyseert Caspers. "Vanuit hun positie gezien een meesterzet. Ze hebben het hele Westen ontwricht." De autoverkoop loopt nog wel, maar het is niet genoeg. "Ik moest wat doen, wilde meer activiteit op hetzelfde aantal vierkante meters", vertelt Caspers over zijn aanvalsplan van die tijd.
Saab is op dat moment net zijn dealernetwerk opnieuw aan het opzetten. Caspers hapt toe. "Ik vond Saab qua uitstraling wel bij Jaguar passen, dus zijn we begonnen, maar al gauw bleek dat hier in de regio ook al zeven cowboys met Saab bezig waren. De importeur trad niet op, was ontzettend zwak. Saab zakte ver terug. Ik kon met geen mogelijkheid aan de vereiste verkoopaantallen komen. Armoe troef. De auto was technisch ook achterhaald. Toen heb ik gezegd: hier gaan we niet mee door. Streep eronder, verlies nemen en niet meer achterom kijken."
December 2008. Caspers weet intussen dat er geen uitweg meer is. Eerder dat jaar heeft hij nog voor twee miljoen euro aan voorraad ingekocht bij de importeur, maar er is door de kredietcrisis niemand die nog een auto koopt. Geen Opels, geen Fords, geen Kia's, laat staan dure Jaguars. Caspers begint rond te bellen. Leveranciers, klanten, de verhuurder van zijn A1-locatie. Eerlijk biecht hij op dat het moeizaam gaat, dat de bank de geldkraan heeft dichtgedraaid. Dat vertelt hij ook de importeur. Die staat prompt een dag later op de stoep om de voorraad op te halen. "Daar doe je dan vijftig jaar zaken mee", schampert Caspers.
Vanaf dat moment raakt alles in een stroomversnelling. Met lede ogen ziet hij het 85 jaar oude familiebedrijf ten onder gaan. De boxletters worden van het pand gehaald. De directeur roept zijn personeel bij elkaar. Een emotionele gebeurtenis. "Sommigen werkten hier al 38 jaar. Ze steunden me. Allemaal. Ze zeiden: Roy, als het écht niet meer gaat, vegen we hier met zijn allen nog één keer de vloer aan en doen we samen de deur dicht."
Zo gaat het. Caspers moet met het water voor de dokter bij zijn 84-jarige moeder, die verdrietig is. "Ik legde haar uit dat dit de enige weg was, wilde ik geen anderen meenemen in mijn val. Kind, je moet doen wat het beste is, zei ze, dan komt het wel goed. Ook mijn broer en zus steunden me." Op 16 december hoort hij de rechter het faillissement uitspreken. Caspers breekt.
"Een bevriende psychiater zei me dat ik een jaar de tijd moest nemen om er overheen te komen", gaat Caspers verder. "Och, zei ik, een maand, dan sta ik er wel weer." Het verwerkingsproces neemt uiteindelijk een half jaar in beslag. Hij wandelt, fietst, leest, praat. Negatieve reacties krijgt Caspers naar eigen zeggen nauwelijks. Hij houdt zijn linkerhand omhoog. Daaraan zitten maar vier vingers, het gevolg van een ongelukje tijdens een bootreparatie jaren geleden.
"Zoveel", zegt hij. "Zoveel negatieve reacties. Voor de rest heb ik alleen maar steun gehad." Vooral van zijn vriendin en zijn vier kinderen Casper, Coen, Caro en Chiel. Alle vier met een 'c', want: "De familie Caspers doet in cc's."
Met de jongste twee rijdt hij kort na het bankroet de complete familiehistorie na, ter verwerking en om hen uit te leggen wat er is gebeurd. De reis begint aan de Groningse Coehoornsingel, waar opa Caspers in het pre-dealertijdperk begon met zijn bedrijf in 'luxe vervoer en ziekentransport'. De tocht eindigt op de Autoboulevard, bij de troosteloze aanblik van het lege pand.
Het is zomer als Caspers voorzichtig om zich heen begint te kijken. Het eerste plan is om ergens in loondienst te gaan. Zijn oog valt op een advertentie waarin een directeur voor een scheepswerf wordt gevraagd. Geknipt voor mij met al mijn ervaring, denkt hij. "Maar ze zitten niet meer op een oude lul van 55 te wachten", luidt zijn conclusie als hij een afwijzingsbrief krijgt waarin staat dat er nog 120 andere sollicitanten zijn en dat ze niet met hem verder willen.
Dan begint het onderhuids toch weer te kriebelen. Autoliefde roest niet. Er zit nu eenmaal benzine in Caspers' aderen. Hij wil iets doen met zoon Coen, die al een eigen bedrijfje in de race- en rallysport heeft. Caspers broedt op een plan. In ieder geval geen dealerschap meer, dat kost veel te veel geld. Maar wel iets met aparte auto's. Een volumemens is hij nooit geweest. Hij wil leuke mensen in contact brengen met leuke wagens. Met vriendin speurt hij naar een pand waar Coen en hij samen in kunnen trekken. Hij vindt het aan de Burgemeester Legroweg in Eelde. Lang niet van die statuur die hij gewoon was, maar dat hoeft ook niet.
De financiering is nog een probleem. Bij de banken krijgt hij nul op rekest. Zelfs bij de ABN-AMRO, waar hij de mensen kent en veertig jaar heeft gebankierd. "In de VS ben je pas ondernemer als je een keer failliet bent geweest, hier krijg je een kruisje achter je naam. Nergens kon ik geld krijgen. Ja, als ik zelfs mijn onderbroek als onderpand gaf en tegen absurde rentes."
Gelukkig voor Caspers is daar zijn vriendenkring. Zij zorgen dat het rond komt, dat hij aan iets nieuws kan bouwen. Nu, twee maanden onderweg, ziet hij steeds meer oude klanten terug komen. "De gezelligheid is er ook weer", zegt Caspers opgetogen. Eén keer is hij nog terug gegaan naar zijn oude pand, het glazen paleis op de Autoboulevard, waar nu het logo van Renault op de muur zit. "Ik had heel toevallig een nieuw oliefilter nodig voor mijn Renault Kangoo. Het was heel apart. Alles is totaal verbouwd. Gelukkig. Het voelde niet meer als mijn bedrijf. Het is goed zo. Ik kan me hier heerlijk in uitleven. Eigenlijk is dit veel leuker."